Proeftuin Ruwaard in Oss verhoogt welbevinden van burgers en bespaart kosten

Van burgers actieve burgers maken komt in de kern vooral neer op: stoppen met hindernissen opwerpen. Dan komt het potentieel dat in mensen zit vanzelf tot ontwikkeling. Dat dit werkt bewijst de proeftuin in de Osse wijk Ruwaard.

‘Als je mensen iets geeft wat ze niet nodig hebben’, stelt wethouder René Peters van Oss, ‘dan pak je ze iets af. En dan verander je niets aan een rijkgeschakeerde wijk als Ruwaard, waar goede buurten elkaar afwisselen met buurten waar de situatie zorgelijk is: verhoudingsgewijs veel werkeloosheid, overgewicht, zorgconsumptie, arbeidsmigranten. ‘Maar ook een actieve wijk waar veel gebeurt waarop je kunt aanhaken als je iets voor elkaar wilt krijgen.’

En dat wil Oss. Vandaar de opzet van de proeftuin Ruwaard, gericht op samenwerking tussen alle partijen in wonen, welzijn en zorg, om de kwaliteit van leven en de participatie van de bewoners te verbeteren en de kosten te beperken. ‘Bij uitstek een buurt die geschikt is voor zo’n proeftuin’, zegt Fred Pijls, die als Bestuurder van GGz-Oost Brabant de voorzitter is van de bestuurlijke steungroep van de proeftuin. ‘Met als doel tot creatieve oplossingen te komen waarin mensen meer zelf en meer voor elkaar gaan doen. En met een gemeente die als karduwer het lef toont om dingen eerst gewoon te gaan regelen en pas later de daarvoor noodzakelijke veranderingen op het niveau van financiering en regelgeving te bewerkstelligen.’

Anders samenwerken
De proeftuin is opgehangen aan vier hoofdlijnen: anders samenwerken, actieve burgers, flexibel financieren en steunende systemen. Over het eerste, anders samenwerken, vertelt Peters: ‘We hadden al veel langer door dat we mensen oplossingen aan het bieden waren die niet werkten. Je kunt de best mogelijke oplossing voor ieder deelprobleem bedenken, maar in de praktijk betekende dit dat soms wel dertig mensen actief waren om de problemen in één gezin op te lossen. Alle dertig mochten ze alleen een oplossing bieden binnen hun eigen discipline. Een man die zijn hond schopt op hondentraining sturen bijvoorbeeld. Fijn voor die hond, maar geen oplossing voor die man als de achterliggende oorzaak stress is vanwege een huurachterstand.’

De kern, stelt Peters, is dat gemeenten mensen geen recht op voorzieningen moeten bieden maar oplossingen voor hun problemen. ‘Hulp moet mensen verder helpen’, zegt hij. ‘Niet risicosturen en deeloplossingen bieden dus maar mensen hulp bieden die daadwerkelijk helpt en hen aansporen op hun eigen verantwoordelijkheid. Wil je dat ik jouw gras maai omdat je dat zelf niet kunt? Dan wil ik niet dat jij ondertussen naar een feestje gaat, maar dat jij ook iets doet voor een ander. Zo help je elkaar én versterk je je eigenwaarde.’ Kwartiermaker Bart Bakker vult aan: ‘Dat is precies wat we doen: mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. We vragen alleen: “Wat wil je, wat kun je en wat heb je nodig?”. Dat doen we met de partijen aan tafel die het antwoord hebben.’ En programmamanager Susanne Smits zegt: ‘In dat gesprek gaat het om eigen verantwoordelijkheid, de integrale blik en wederkerigheid. Zelf ook iets doen, of ook iets doen voor een ander in de wijk.’

Actieve burgers
De belangrijkste voorwaarde om van burgers actieve burgers te maken is stoppen met hinderen, stelt Peters. ‘Om een heel praktisch voorbeeld te noemen’, zegt hij, ‘mensen wilden graag gezamenlijke activiteiten opzetten om elkaar met dingen te helpen, maar hadden daarvoor een onderkomen nodig. Dan kun je als gemeente het bewaar opwerpen dat je maatschappelijke vastgoed exploitabel moet zijn en dat je dus 2,50 euro voor een kop koffie moet rekenen, maar dan komt er niemand. Dan schiet je je doel voorbij. Je kunt ook mensen uitnodigen in de ruimte die je voor het ontwikkelen van die activiteiten voor ogen hebt, een flipover neerzetten en vragen: schrijf maar op wat je in deze ruimte ziet gebeuren en wat daarin jouw aandeel is. Dan zie je dat ze ideeën, namen en mailadressen opschrijven en aan de slag gaan. Met als gevolg dat we nu het “huis in de wijk” hebben geopend. We hebben op 7 december letterlijk de sleutel in handen gegeven van actieve wijkbewoners en nu wordt het de loslaatopgave van de professionals om alleen te gaan ondersteunen wanneer dat echt nodig is.’

Bakker: ‘En daarin hoef je dan nog alleen een keuken geschikt te maken voor een kookclub maar je hoeft er niet ook nog een professional naast te zetten die het proces begeleidt. Het is wel moeilijk voor professionals om er te zijn voor mensen voor zover dat nodig is, maar ze niet alles uit handen te nemen. De letterlijke tekst van een van de initiatiefnemers van het huis in de wijk: “We worden veel te veel gepamperd” is heel veelzeggend.’ Pijls: ‘En dat is precies wat je met zo’n huis in de wijk oplost. Een burgerinitiatief waarmee je de vitaliteit en levendigheid van de wijk ten volle benut.’

Flexibel financieren
Op het punt van flexibel financieren zegt Smits: ‘We zien dat wat we aan het doen zijn werkt: het welbevinden van mensen in Ruwaard stijgt en we besparen kosten. We hebben inmiddels meer dan 25 casussen waarin we aantonen dat integraal werken vanuit de behoefte van de klant en vanuitpreventief en wederkerig werken, aantoonbaar effect heeft op ervaren welbevinden – die stijgt – en op kosten – die dalen. Maar we zien ook dat systemen hierin kunnen hinderen.’ Dus moeten we zorgen dat de schotten in de financiering die deze hindernissen veroorzaken wegvallen,’ vult Peters aan. ‘En dat ging heel vlot’, zegt hij, ‘waarschijnlijk omdat het zo ingewikkeld is. We hebben gewoon in de gemeentebegroting ruimte gegeven om te schuiven tussen de budgetten voor zorg, Wmo en participatie. Zonder te klagen als in een van die drie geld overblijft, zolang dat maar naar een van de andere twee gaat en niet naar andere voorzieningen. Integraal werken betekent integrale middelen en geen beleidsregels achter de komma. We stellen het volledige Wmo-budget voor de Ruwaard beschikbaar om op deze manier te gaan werken in de proeftuin.’

Steunende systemen
De vierde hoofdlijn – de steunende systemen – loopt als een rode draad door de andere drie experimenten heen. ‘De kern is te zorgen dat gebeurt wat nodig is’, zegt Smits. ‘Dit betekent wel dat de zorgverzekeraars, de zorgkantoren en het ministerie van VWS ook mee moeten bewegen,’ vult transitiecoach Jord Neuteboom aan. ‘Ook zij moeten de proeftuinpartners de ruimte geven om integraal werken mogelijk te maken’, zegt hij. ‘Ze moeten geen hindernissen oproepen in financiering of regelgeving als duidelijk zichtbaar is dat de proeftuinpartners daarin gezondheidswinst boeken voor de bewoners van de Ruwaard. De zorgverzekeraars en zorgkantoren beginnen nu ook interesse te tonen in wat we hier aan het doen zijn, want ze zien dat er baten vallen bij hen.’ Peters vult aan: ‘Maar we zijn er nog lang niet. Een voorbeeld: een vrouw met diabetes die niet in staat is haar eigen teennagels te knippen, krijgt geen pedicure vergoed omdat de regel stelt dat die vergoeding afhangt van de vraag of een diabetespatiënt insulineafhankelijk is. Dit gebeurt echt. Die 35 euro per zes weken wordt dus niet vergoed, zonder te kijken naar wat de zorgkosten kunnen zijn van slechte voetzorg voor een diabetespatiënt.’

Beslist geen bezuinigingsmaatregel
Toch zullen de proeftuinpartners soms de vraag krijgen: “Is dit niet gewoon een bezuinigingsmaatregel?”. ‘Dat voorkom je alleen door mensen mee te nemen in dit proces’, zegt Bakker. ‘Eén voorbeeld: als je als maatschappelijk werker bij vijftien mensen thuis komt die eenzaam zijn, is het dan geen idee om die vijftien mensen bij elkaar te zetten? Als je het zo communiceert, snapt iedereen dat het om veel meer gaat dan geld alleen. Maar hier spelen wel weer de regels een rol om hindernissen op te werpen. De zorgaanbieders willen graag helpen in de preventiesfeer, maar dat mogen ze niet omdat er eerst een indicatie moet zijn.’

Peters zit zich op dit punt in het gesprek zichtbaar in te houden, maar zegt dan: ‘Ik wil toch graag nog een verhaal kwijt. Het verhaal van een man, een junk met zes honden, die zijn huis uitgezet wordt omdat hij teveel overlast bezorgt en een fikse huurschuld opbouwt. Hij neemt met die honden zijn intrek in een buitentuin in Ruwaard. De helft van de bewoners vindt die honden zielig en voert ze, de andere helft is bang voor de dieren en wil ze weg hebben. De man bezorgt overlast, maar boetes kan hij niet betalen. Hij kan ook niet gedwongen worden opgenomen. En zijn honden afpakken kan niet, want de regel is dat een hond pas mag worden afgepakt als die twee keer iemand gebeten heeft. Bewijs maar eens dat steeds dezelfde van die zes honden dat doet. Dus welke oplossing wordt bedacht: maatschappelijke opvang voor die man à 30.000 euro per jaar en het dierenpension voor die honden à 12.000 euro per jaar. Dan zeg ik: zet aan de rand van Ruwaard, bij het spoor, een caravan neer voor die man en geef hem zakgeld en hondenvoer, bij elkaar 10.000 euro op jaarbasis. “Je geeft geld aan een junk”, krijg ik dan te horen. Nee: ik bespaar 32.000 euro en ik los een probleem voor die man en voor de buurt op.’

Bron: dit interview is geschreven door Frank van Wijk, mogelijk gemaakt door Programma ‘In voor Zorg’.