Tweede leersessie schept

duidelijk beeld over voortgang

- 28 September 2016 -

Goede resultaten door directe betrokkenheid van de inwoner in de casuïstiekaanpak

Deelnemers van Proeftuin Ruwaard zijn enthousiast over de gekozen werkwijze binnen de samenwerking. Dat blijkt uit de tweede leersessie die op 5 september 2016 plaatsvond met medewerkers van negen organisaties die betrokken zijn bij de proeftuin. GGZ, GGD, Brabant Wonen, Brabant Zorg, Gemeente Oss, Ons-Welzijn, Unik en Pantein namen deel. De sessie werd begeleid door de drie medewerkers van het programmateam van de proeftuin Bart Bakker (kwartiermaker), Jord Neuteboom (coach) en Susanne Smits (programmamanager Robuust).

De leersessie stond in het teken van:

  • Inzicht krijgen in de stand van zaken binnen de casuïstiek aanpak;
  • Ervaringen delen met en tussen deelnemende wijkprofessionals;
  • Formuleren van acties en initiatieven om de nieuwe proeftuinwerkwijzen breder toe te passen.

Resultaten casuïstiek nieuwe denken, doen en handelen
“We betrekken de wijkbewoners heel direct in de casuïstiek-aanpak. Mooi om te ervaren dat het contact met de betrokken bewoners daardoor anders is geworden,” geeft Bart Bakker aan. “De afgelopen maanden hebben we ook ervaren dat door deze aanpak betere, en geregeld ook goedkopere en snellere oplossingen mogelijk worden. Met zijn allen streven we naar mogelijkheden om het goede te doen, ongeacht de geldende regels. Een mooi begin,” aldus Bakker. “Nu is het tijd om het tempo te verhogen en dus meer casuïstiek te behandelen. Ook ligt er wat mij betreft een uitdaging om de doorlooptijd te verkorten.”

Het geleerde
Tijdens de sessie kwamen de volgende positieve ervaringen van wijkprofessionals naar voren:

  • Het contact met cliënten vanuit de aanpak “ik wil, ik kan en ik heb nodig” werkt goed;
  • Soms worden simpele oplossingen bedacht die toch heel veel waarde blijken te hebben voor de cliënt;
  • Vroeger leidde het steeds opnieuw bieden van “standaard”zorg tot stilstand, nu ontstaat juist actie doordat we het anders doen;
  • Ondanks dat niet alle organisaties al casussen hebben ingediend, wordt teruggekoppeld dat binnen de organisaties wel degelijk wordt gewerkt vanuit de proeftuingedachte en dat dit ook leidt tot andere oplossingen.

Aandachtspunten
“Uiteraard hebben we ook verbeterpunten die we de komende maanden aanpakken,” leidt Susanne Smits, programmamanager Robuust het onderdeel ‘aandachtspunten’ in. In de inventarisatie komen diverse punten naar voren:

  • De proeftuinaanpak (belang, doelen, methoden) leeft nog onvoldoende binnen de deelnemende organisaties. “Collega’s weten van niets”, is één van de opmerkingen. De proeftuin is onvoldoende bekend gemaakt door de bestuurders en leidinggevenden;
  • Collega’s vertonen oud gedrag: zij houden zich strak aan geldende protocollen en richtlijnen en werken nog steeds met ‘verkokerde oplossingen’;
  • Het aan tafel krijgen, overtuigen en meekrijgen van interne en externe collega’s in de proeftuinaanpak, kost in het begin extra tijd;
  • Dit goed doen vraagt om kennis van de aanwezige netwerken, overredingskracht, capaciteit, tijd en bestuurlijke steun;
  • Er is onbekendheid met de competenties die beschikbaar zijn bij collega’s in de wijk. Deze moeten meer bekend zijn om ze beschikbaar te kunnen maken voor cliënten;
  • De huidige condities zijn niet geschikt:
    • zo wordt er bijvoorbeeld geen tijd vergoed voor indirecte zorg (zoals begeleiding of consultering door psycholoog van wijkprofessionals die in een therapeutische context werken),
    • zijn er geen vergoedingen voor waakvlamfunctie voor bijvoorbeeld kwetsbare mensen in de GGZ die buiten het FACT-regime vallen,
    • is er geen tijd of vergoeding om een cliënt te helpen die door ziekte of omstandigheden verloren (levens-)vaardigheden weer wil opbouwen
    • en is er geen stimulans vanuit de financiering om individuele zorg waar mogelijk om te vormen naar collectieve zorg.

Hoe gaan we dit oppakken?
In de brainstormsessie kwamen samengevat de volgende oplossingen naar voren:

  • Benoem per organisatie één vaste proeftuinprofessional die volledig in de geest van de proeftuin werkt en die op wijkniveau verantwoordelijk is voor het werken volgens de proeftuin casuïstiek aanpak.
  • Deze persoon heeft vanuit de proeftuin verschillende rollen in zijn eigen organisatie, namelijk kartrekker, contactpersoon, aanjager en verbinder. In de samenwerking met de andere proeftuinorganisaties is hij aanspreekpunt, verbinder en collega;
  • De belangrijkste taak van deze kartrekkers is om de proeftuin casuïstiekaanpak samen in de praktijk te brengen en door te ontwikkelen met collega kartrekkers;
  • De kartrekkers vormen samen een vaste leergroep die de eigen casuïstiek op de proeftuinmanier, en in samenwerking met elkaar, oppakt en verder ontwikkelt;
  • De kartrekkers werken lerend en experimenterend, delen hun lessen met elkaar en met hun eigen collega’s en stimuleren eigen collega’s om zelf ook de proeftuinwerkwijze toe te passen;
  • In de vaste leergroep worden de werkmethoden van de toekomst verder ontwikkeld, praktische problemen opgelost en waar nodig aanbevelingen gedaan voor beleid, organisatie en financiering;
  • De kartrekkers per organisatie zijn de meest zichtbare ambassadeurs van de proeftuin en worden ook als zodanig benoemd en aangesteld. Zij hebben een taak om het proeftuinwerken bekend te maken in de wijk, in de teams, in de eigen organisatie en ook extern. Tevens vangen zij als ambassadeurs ook reacties en signalen op over de proeftuin, die zij naar betrokkenen en in de leergroep terugkoppelen;
  • Condities die verder noodzakelijk werden geacht zijn:
      • Op alle niveaus de burger meer betrekken bij de proeftuin;
      • Bestuurders geven zichtbare steun aan de proeftuin en aan de kartrekker en bieden ruimte voor nieuwe oplossingen;
      • Een werkbudget voor nieuwe proeftuininterventies, zoals voor indirecte zorg en voorzorg;
      • Een digitaal loket waar informatie is te vinden over alle ruim 150 zorgverleners in de Ruwaard in Oss.

Terugkoppeling deelnemers

Een aantal reacties na afloop van deze tweede leersessie:

  • “Prettig weer een stapje verder te zijn, dat geeft energie!”
  • “Natuurlijk moet er wel garen op de klos komen, ook intern.”
  • “Ik zie een groeiend proces en ben benieuwd naar de voortgang. Fijn begin van eerste werkperiode!”
  • “Goede ontspannen sfeer en een heldere lijn.”