- 15 September 2019 -

Eerste jaarlijkse evaluatie financieel experiment Proeftuin Ruwaard

De steungroep van Proeftuin Ruwaard heeft, voor zover nu al mogelijk, effecten en inzet van het wijkbudget 2018 gemonitord en geëvalueerd. Op basis daarvan concludeerde de steungroep dat de afgesproken activiteiten en werkwijze zijn uitgevoerd. De door de gemeente Oss aan de deelnemende partijen verleende subsidies 2018, die samen het wijkbudget Ruwaard vormen, werden op grond daarvan vastgesteld. Hieronder vind je een samenvatting van de evaluatie over 2018.

Indicatoren

De afgelopen periode werden de ontwikkelingen van de proeftuin in 2018 geëvalueerd op punten die eerder door de deelnemende zorgpartijen en de gemeente Oss als financier zijn geformuleerd. Hieronder vind je een overzicht van de indicatoren en de resultaten zoals deze zijn vastgesteld door de steungroep:

  • Meer tevredenheid en welbevinden van bewoners
    Dit effect is opgetreden. Dit is gemeten met micro-analyses.
  • Meer gebruik van algemene voorzieningen en collectieve voorzieningen dan van individuele voorzieningen (op MDO na).
    Er is een toename gemeten in gebruik van de algemene en collectieve voorziening Ons Huis van de Wijk (OhvdW). Het aantal individuele indicaties in de Ruwaard in 2018 bij andere dan proeftuinpartijen is niet significant gestegen of gedaald.
  • Geen stijging in het aantal pgb’s.
    Er is geen toename in het aantal pgb’s voor 2018 in de Ruwaard.
  • Geen toename van bezwaar en beroep.
    Er is geen toename van bezwaar en beroep in 2018.
  • Meer zeggenschap van bewoners over hun eigen oplossingen. Alle hulp wordt volgens ‘ik kan, ik wil, ik heb nodig’ ingezet.

Bij subsidieverlening is het gebruikelijk dat vaststellingen worden gedaan op basis van financiële overzichten of jaarverslagen van de betrokken organisaties. Het past binnen de proeftuin om nieuwe manieren te vinden, ook waar het over evalueren gaat, die rechtdoen aan de bedoeling van de proeftuin. In deze evaluatie heeft de steungroep dan ook naast meting op indicatoren, nadrukkelijk aandacht besteed aan de doorontwikkeling van de wijkgerichte samenwerking en de uitdagingen en vragen die daarbij opkomen. De subsidie is toegekend voor vijf jaar. De jaarlijkse evaluatie is een tussenevaluatie. De steungroep verwacht dat veel effecten pas op termijn zichtbaar worden.

Niet alle, maar wel het grootste gedeelte van de hulp is via deze methode ingezet.

  • Meer actieve bewoners. Aantal activiteiten door en voor bewoners stijgt en ervaren eventuele ondersteuning daarbij als passend.
    In 2018 was een toename in het aantal initiatieven vanuit Ons Huis van de Wijk, ook in samenwerking met de wijkstichting en andere wijkpartners. Hoe zij de ondersteuning ervaren is nog niet gemeten.
  • Stijging van werkende bewoners, minder armoede en schuldproblematiek onder bewoners. De gevolgen van armoede onder kinderen zijn verminderd.
    Er zijn verschillende initiatieven ontplooid (Koken met kinderen, Quiet500, laaggeletterdheid bestrijden, de Deelwerf, het initiatief in OHvdW om regelingen en procedures t.b.v. inkomensondersteuning en toeslagen te doorgronden etc.). Welk effect in absolute aantallen dit heeft op werkeloosheid, schulden en armoede is nog niet gemeten.
  • Structurele inbedding en versterking van initiatieven die voorzorg bieden.
    De meeste zijn nu nog in initiatiefase. Oplossing voor duurzamere financiering voor ervaringsdeskundigheid OHvdW is in ontwikkeling.
  • Besparing van kosten.
    In de gemaakte micro-analyses is dit effect opgetreden.
  • Minder ineffectieve bezoeken aan huisarts, minder crises, minder opnames.
    Deze cijfers zijn nog niet gedeeld/beschikbaar.
image

Ontwikkeling, uitdagingen en vragen

Daarnaast heeft de steungroep in een leersessie op 8 april 2019 met elkaar gekeken naar waar zij nu staan. Enkele conclusies uit dat overleg zijn:

Visie

Er is een sterke gezamenlijke visie en intrinsieke motivatie, hoewel we hieraan wel moeten blijven werken wanneer de groep uitbreidt. Het overbrengen van de visie en de bedoeling lukt goed. De proeftuin geldt als goed voorbeeld voor andere gemeenten en aanbieders.

De rol van de inwoner in die visie is vooruitstrevend. Het financieren en organiseren van de zorg en ondersteuning wordt (in het algemeen) in de toekomst het grootste probleem. Juist in de proeftuin werken we hieraan.

Partnerschap

Er is partnerschap tussen partijen, zowel op uitvoerend, bestuurlijk als op managementniveau. Men weet elkaar goed te vinden. De individuele belangen worden minder prominent. Partners delen de drang om het te laten slagen. Er is een gevoel van gezamenlijkheid in de steungroep en in de leersessies. De samenwerking, het overleg, het uitwisselen van standpunten en het lerende karakter is heel goed. Daarentegen is het soms ook lastig om te organiseren dat alle partners kunnen meedenken en bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken binnen de proeftuin. We hebben goede afspraken nodig ten opzichte van toe- en uittreding. Dat geldt in wezen voor de ontwikkeling van de hele governance.

We krijgen financiers en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) mee om dit inhoudelijk door te ontwikkelen. We zullen moeten blijven investeren in het delen van de ontwikkelingen en resultaten om alle relevante partijen mee te nemen. En bedenken hoe we goede keuzes maken in situaties van schaarste; er lijkt een stijgende zorgvraag te ontstaan. Controle en risicobeheersing is niet wat we willen; maar hoe dan wel?

Ontwikkelkracht

We volgen als steungroep dezelfde denk- en ontwikkelroute. Er is een energieke beweging op alle niveaus: inwoners, team, netwerkmanagementteam, bestuurders. Leren staat centraal en dat zorgt voor gedrevenheid en betrokkenheid. Tussentijdse creatieve oplossingen doen nog steeds recht aan de visie.

Er is een visie, ambitie en ontwikkelagenda voor de komende jaren (verdiepen, verbreden etc.), waarbij nog een aantal lastige kwesties zal opkomen; van financiering tot regio/groepsvorming en van samenwerking tot afhankelijkheden. Andere financiers en andere domeinen moeten worden aangesloten. Een vraag is hoe iedereen blijft meedoen; inwoners, professionals en organisaties. En tot wanneer zijn we eigenlijk een ‘proeftuin’, hoe lang kun je dat blijven? Nieuwe oplossingen laten (te) lang op zich wachten. Hoe lang is het programmateam nog beschikbaar? En hoe gaan we een eventueel vertrek opvangen?

De praktijk

Er doen steeds meer inwoners mee. Toch zijn professionals meestal nog in de lead. De positie van de inwoner/cliënt is veel centraler dan voor de proeftuin. De cliënt staat echt centraal bij het antwoord of de oplossing, ondanks dat de omslag van aanbod gericht denken naar vraaggericht denken tijd vraagt. Cliënten praten zelf mee en prioriteren zelf. Er wordt snel ingespeeld op de vraag van de wijkbewoner/cliënt. De uitkomsten zijn beter.

Professionals vinden elkaar in de dagelijkse praktijk. Zij werken autonoom en professioneel samen op basis van deskundigheid. Er wordt gebruik gemaakt van elkaars expertise en kennis. Professionals nemen initiatieven. Ze zijn positief over de werkwijze, meer tevreden over hun werk (ook al kost leren tijd en doen ze dit soms naast hun ‘reguliere’ werk) en ervaren de bedoelde ontschotting. Steeds meer mensen zijn ambassadeur voor de visie en werkwijze en doen actief mee. Kan de werkwijze helderder en zichtbaarder worden? Wisselingen in teams/organisaties vertragen soms. Er moet voortdurend ruimte en comfort geboden worden aan mensen die op deze wijze gaan werken; dat vraagt aandacht van het managementteam.